Eerste hapjes
Als je baby tussen de 4 en 6 maanden oud is, kun je beginnen met een paar kleine oefenhapjes geven. De eerste hapjes zijn extra en komen nog niet in de plaats van borst- of flesvoeding. Vanaf 6 maanden heeft je kind vaste voeding echt nodig naast de melkvoedingen.
Tussen 4 en 6 maanden: het begin
Het eerste oefenhapje is vaak een groente- of fruithapje. Maar iets anders gezonds kan ook. Een beetje aardappel, rijst of bijvoorbeeld een lepeltje fijngemalen gaar gebakken vlees of vis. Met de oefenhapjes leert je kind happen van de lepel en oefent daarmee zijn mondspieren. Ook went hij aan nieuwe smaken. Begin met 3 tot 4 kleine lepeltjes per keer. Dit kun je 1 à 2 keer per dag doen. Kijk op de website van het Voedingscentrum voor voorbeelden.
- Begin met ‘losse’ smaken. Zorg ervoor dat je één smaak meerdere keren laat proeven. Dit hoeft niet per se op achtereenvolgende dagen. Het is normaal dat een kind iets 10 tot 15 keer moet proeven voordat het de smaak kent.
- Maak het hapje fijn met een vork of met een blender en geef het direct na een borst- of flesvoeding of tussen twee voedingen door. Je kind is dan ontspannen en heeft geen enorme honger meer.
- Zorg dat je kind rechtop zit.
- Wil je kind niet of wordt het hapje uitgespuugd? Dat hoort bij het wennen. Probeer het een volgende keer gewoon weer.
Wat geef je nog niet:
- Rauw vlees, rauwe vis, rauw ei
- Lever (smeerworst)
- Alles waar zout aan is toegevoegd (zoals kaas)
- Zuivel
- Honing
Vanaf 6 tot 8 maanden: steeds meer vaste voeding
Je kunt smaken gaan combineren. Een voorbeeld van een maaltijd is wat groente met aardappel of rijst en een beetje vlees of vis. Voeg een klontje zachte margarine of een theelepeltje olie of vloeibare margarine toe. Dan krijgt je kind belangrijke gezonde vetten binnen. Prak het hapje met een vork.
Maak de hapjes voor je kind steeds minder fijn, en geef bijvoorbeeld stukjes bruinbrood of broodkorst.
Geschikt broodbeleg voor je baby
Smeer op wat bruin (tarwe) brood altijd een beetje zachte margarine (met een hoog vetpercentage) uit een kuipje. Jonge kinderen krijgen vaak iets te weinig goede vetten binnen. Beleg hoeft niet, maar kan wel. Hartig beleg kan zijn light zuivelspread, hüttenkäse of 100% pindakaas. Gewone kaas en smeerkaas kun je beter niet geven. Hier zit veel zout in. Fruit is ook lekker als broodbeleg, geprakt of in kleine stukjes.
Start op tijd met pinda en ei tegen allergieën
Geef je kind vóór 8 maanden pinda en ei. Dan verklein je de kans op een voedselallergie. 100% pindakaas en gebakken roerei of hardgekookt ei kun je gemakkelijk door een hapje mengen. Voor kinderen met ernstig eczeem of een voedselallergie is het belangrijk om voor 6 maanden al te starten met pinda en ei. Overleg wel eerst met de behandelend arts van je kind.
8-12 maanden: toewerken naar volledige maaltijden
Vanaf 8 maanden kun je geleidelijk aan een borst- of flesvoeding gaan vervangen door een volledige maaltijd. Laat je kind eerst wennen aan de nieuwe situatie voordat je een volgende melkvoeding vervangt door vaste voeding.
- Je bouwt hapjes op tot je kind bij 12 maanden 3 volledige maaltijden met de pot mee-eet. De hapjes worden steeds minder fijn.
- Let erop dat je nog 2 à 3 borst- of flesvoedingen blijft geven (meer mag ook).
Lees meer op de website van het Voedingscentrum.
Vitamine D
Het is heel belangrijk dat je kind extra vitamine D krijgt tot hij 4 jaar oud is. Dat is nodig voor sterke botten en tanden. Geef je kind elke dag 10 microgram vitamine D, ongeacht de hoeveelheid borst- of flesvoeding.
Drinken
Naast borstvoeding of opvolgmelk kun je baby’s vanaf 6 maanden water of lauwe (vruchten)thee zonder suiker geven. Geef vanaf 8 maanden het drinken zoveel mogelijk in een gewone beker, dat is beter voor de ontwikkeling van de mondmotoriek. Laat je kind er rustig mee oefenen en helpen mag. Een beetje geklieder hoort erbij. Vanaf 1 jaar heeft je kind elke dag 2 porties (300 ml) melkproducten nodig. Bijvoorbeeld 2 bekertjes halfvolle melk, yoghurt of borstvoeding. Je kind heeft geen flesvoeding meer nodig.
Dranken als vruchtenyoghurtdrank, vruchtensap of pyjamapapjes klinken gezond, maar bevatten veel suikers. Net als siroop, diksap en frisdrank. Bied deze daarom zo min mogelijk aan. Kies voor lauwe thee zonder suiker, of gewoon water. Dit is ook beter voor het gebit.
Ieder kind is anders
Vergelijk jouw kind niet met andere baby’s, maar vertrouw op jezelf en je kind. Het wennen aan vaste voeding gaat bij ieder kind anders, het is een kwestie van uitproberen. Heb je twijfels bijvoorbeeld omdat je kind niets eet of omdat er klachten zijn na het eten zoals overgeven of diarree? Bespreek het op het consultatiebureau.
Tussendoortjes
Als het eten van je kind op maaltijden gaat lijken, kun je ook iets kleins tussendoor geven. Fruit of groente tussendoor kan altijd. Maar houd de porties klein, zodat je kind bij de hoofdmaaltijd nog trek heeft. Werk toe naar vaste eet- en drinkmomenten. Bijvoorbeeld: ontbijt - tussendoormoment - lunch - tussendoormoment - warme maaltijd. Zo leert je kind om niet de hele dag door te eten en te drinken.
Tips voor gezonde opvoeding:
- Eet zelf gezond en eet samen met je kind aan tafel. ‘Doe wat ik doe’ werkt beter dan ‘doe wat ik zeg’.
- Jij bepaalt wat en wanneer je kind eet. Je kind bepaalt hoevéél die eet.
- Eet op tijd. Wacht niet met eten totdat je kind eigenlijk al te moe is voor een maaltijd.
- Zorg voor rust tijdens het eten. Zet de televisie uit en leg telefoons weg.
- Gebruik eten of drinken niet als troost of beloning. Geef liever aandacht. Een knuffel is altijd goed.