Luisteren
Wat is horen, wat is luisteren?
- Horen is het opvangen van geluiden die je oor binnenkomen.
- Luisteren is het sturen van geluiden aan je hersenen.
Om te luisteren moet je kunnen horen. Tijdens luisteren kan je verschillen tussen geluiden ontdekken, zoals letters. Zo kan je kind leren praten. Je kan merken als je kind niet goed luistert, als het:
- moeite heeft met het nazeggen van woorden, zinnen en versjes.
- moeite heeft met rijmen.
- kleine woorden, als ’de’ en ’er’ weglaat uit de zin.
- woorden niet goed uitspreekt.

Waarom luistert een kind soms minder goed?
Kinderen die moeite hebben met luisteren, horen klanken en woorden anders of vervormd. Geluiden worden in de hersenen niet goed verwerkt. Het gaat hier dus niet om niet willen luisteren. Dat kan verschillende oorzaken hebben. Misschien heeft je kind bijvoorbeeld oorproblemen (gehad), moeite met concentreren of last van lawaai in huis (tv, computerspellen, radio).
Wat kan er gebeuren als je kind minder goed luistert?
Als je kind moeite heeft met luisteren kan dat gevolgen hebben voor het praten. Ze horen bijvoorbeeld ‘tap’ in plaats van ‘tak’ of ‘mis’ als er ‘mes’ wordt gezegd. Dan krijgen woorden en zinnen een andere betekenis en kunnen misverstanden ontstaan. Ook kan je kind moeite hebben met leren.
Wat doe je als je kind moeite heeft met luisteren?
- Creëer een rustige omgeving. Met lawaai is het lastig verschil tussen klanken te horen.
- Spreek rustig en duidelijk. Je kind kan dan makkelijker woorden en klanken opnemen.
- Kijk je kind aan en vraag aandacht voordat je gaat praten. Je kind kan dan niks missen.
- Geef je kind tijd om verhalen te verwerken. Neem dus genoeg pauzes.
- Geef je kind tijd om antwoord te geven op jouw vragen. Stel niet teveel vragen.
- Heb geduld als je kind niet direct luistert. Zo laat je zien dat luisteren belangrijk is.
--------------------------------------------
Spelletjes om luisteren te oefenen
Kies elke dag een paar spelletjes en oefen 5 tot 10 minuten op speelse manier.
Luisterspelletjes
- Je kind doet de ogen dicht (of bind een blinddoek voor). Laat allerlei geluiden horen die je kind moet raden, bijvoorbeeld: klap in je handen, tik op het raam, open de oven...
- Leg voorwerpen op tafel die geluid maken, zoals: sleutels, knikkers, hagelslag. Als je kind niet kijkt, pak je een voorwerp op en maak je er geluid mee. Je kind zegt wat het hoort. Gaat dit goed? Laat dan twee of meer geluiden achter elkaar horen.
- Spreek af om samen stil te zijn en luister naar alles wat er te horen is; binnen en buiten. Wie iets hoort mag het zeggen: een auto, een klok, een vogel…
- Verstop een voorwerp dat geluid maakt, zoals een wekker, en laat je kind het opzoeken.
- Laat je kind zinnetjes nazeggen. De zin wordt steeds langer, bijvoorbeeld: ‘tim eet’, ‘tim eet soep’ , ‘tim eet lekkere soep’...
- Noem drie woorden en vraag: ‘Welk woord zei ik eerst?’ of : ‘Welk woord zei ik het laatst?’
- Zeg om de beurt: ‘Ik ga op reis en ik neem mee….’ en noem dan een voorwerp op, zoals: ‘een tandenborstel’. De volgende noemt op wat al gezegd is en voegt daar iets anders aan toe, dus: ‘Ik ga op reis en ik neem mee een tandenborstel, een kam …’. Variaties: ‘Ik ga naar de markt en ik koop …’ of ‘Ik ga naar de dierentuin en ik zie…’.
Andere woordspelletjes
- Zeg een woord twee keer: één keer gewoon en daarna in ‘let-ter-gre-pen’. Je kind zegt het woord na en klapt, hinkelt of kleurt een rondje in bij elke lettergreep in de handen. Gaat dat goed? Laat je kind dan zelf een woord bedenken.
- Noem een kort en een lang woord, bijvoorbeeld ‘glas’ – ‘glazenwasser’. Je kind zegt welk woord het kortst of het langst is.
- Laat je kind eenvoudige woorden nazeggen. Gaat dat goed? Maak dan rijtjes van twee, drie of meer woorden, die je kind in de goede volgorde kan nazeggen, bijvoorbeeld:


Voorlezen als luisterspelletje
- Lees een bekend verhaal voor. Lees het daarna nog een keer voor, maar verander belangrijke woorden. Het verhaal van Roodkapje begint dan bijvoorbeeld met: ’Er was eens een klein jongetje. Hij had een groen kapje op’. Je kind moet dan reageren op de fouten.
- Laat je kind reageren op een woord in het verhaal, bijvoorbeeld: in de handen klappen bij het woord ‘kabouter’.
- Vertel een verhaaltje en stel tussendoor vragen, zoals: ‘Waarom was de moeder van Jip boos?’.
- Vertel een verhaaltje en laat je kind het in eigen woorden navertellen.
Rijmen
- Noem steeds twee woorden. Je kind zegt of de woorden rijmen, bijvoorbeeld: ‘jas – das’ is ’ja!’ / ‘Jas – boom’ is ‘Nee!’.
- Laat het laatste woord van een rijmpje weg en laat je kind dat invullen, bijvoorbeeld: ‘de paashaas heeft weer veel te doen, hij verft de eitjes geel en …’.
- Rijm om de beurt op wat jullie zien: ‘kop, dop, mop, sop …’.
- Noem drie woorden waarvan er twee rijmen, bijvoorbeeld: ‘bel – teen – been’. Je kind mag zeggen, welk woord niet rijmt.
Wanneer zoek je hulp?
Merk je dat je kind veel informatie niet begrijpt of twijfel je of je kind goed kan luisteren? Neem dan contact met ons op. De jeugdarts of logopedist kunnen je verder helpen.